Echte verandering komt vanuit de maatschappij
Bijna alle materialen en producten worden sneller, dunner, lichter, kleiner, sterker, schoner en duurzamer. Soms is dat op korte termijn duurder. Acceptatie en omarming van duurzamere manieren kan alleen als de wil om te veranderen er is gekoppeld aan de langere termijn visie. En verandering komt niet van bovenaf maar vanuit een kleine basis gemotiveerde visionairs.
De Canadese wetenschapper Vaclav Smil onderscheidt in zijn boek ‘Making the Modern World – Materials and Dematerialization’ vier manieren om minder grondstoffen te gebruiken. Ten eerste door geleidelijk verbeteringen door te voeren zonder nieuwe materialen te gebruiken. Door andere materialen in te zetten (meestal zijn dit lichtere en sterkere alternatieven). Ten derde door intensief te recyclen (in het bijzonder effectief als hergebruik leidt tot energiebesparing). En tenslotte de introductie van compleet nieuwe producten die hetzelfde werk doen met een fractie van de massa die voorgangers nodig hadden. De computerchip het beste voorbeeld.
Ter illustratie hoe materialen en dematerialisatie de wereld duurzamer hebben gemaakt enkele voorbeelden.
De Wet van Moore voorspelde in 1965 dat computers elke twee jaar twee keer zo snel worden. Dat komt omdat de geïntegreerde schakelingen (integrated circuits of IC’s) steeds meer transistors konden herbergen hetgeen de rekensnelheid verhoogt. Die snelheidsverhoging per IC neemt wel wat af omdat de verkleining van de onderdelen niet oneindig door kan gaan. De computer van de maanlander van Apollo 11 in 1969 had slechts 2Kb Ram geheugen en woog 32 kilo. Een moderne laptop heeft al snel 16Gb Ram en weegt nog maar 1,7 kg.
Dit is natuurlijk een uitzonderlijk voorbeeld van dematerialisatie ontstaan door technologische vooruitgang in de computerindustrie. De eerste Motorola mobiele telefoon woog in 1973 meer dan een zak suiker: 1135 gram en de Iphone 5 woog slechts 112 gram.
Kijkend naar bier- en frisdrankblikjes is haast niet voor te stellen dat deze eerst van staal waren gemaakt. In 1959 werd begonnen met vervangen door aluminium. Ze wogen maar liefst 85 gram en een gemiddeld blikje van 33cl weegt nu slechts 9,5 gram. Het aluminium blikje is het meest gerecyclede kleine object ter wereld.
Een goed voorbeeld van hoe het kan is een nieuwe ontwikkeling in de meubelplaatindustrie. Het materiaalgebruik wereldwijd is astronomisch. Materiaalkeuze heeft impact op CO2 uitstoot tijdens productie, vervoer en na gebruik als het product moet worden verbrand. De meeste meubelpanelen bevatten giftige en vluchtige organische gassen waaronder formaldehyde. Indien het paneel niet wordt hergebruikt kan het materiaal niet worden gerecycled in een nieuw product. Dit heeft een negatieve impact op het milieu vanwege CO2 uitstoot en de uitermate giftige nanodeeltjes die niet kunnen worden gefilterd tijdens verbranding.
Er zijn vier voor de hand liggende oplossingen. Gebruik minder materiaal. Zet alleen niet gifhoudende grondstoffen in. Maak het product in Nederland om CO2 uitstoot tijdens vervoer sterk te reduceren. En tenslotte zorg dat de producten volledig of grotendeels kunnen worden hergebruikt na einde economische of technische levensduur.
GreenGridz meubelpanelen voldoen aan alle eisen. Het wordt geproduceerd door het kleine Nederlandse Triboo. GreenGridz is minimaal 60% lichter door een gepatenteerd intern gridsysteem. Het is bovendien sterker dan volkern spaanplaat of MDF. Vergelijk het met een vliegtuigvleugel en zijn interne spanten die de vleugel sterker en lichter maken. Geen enkel vliegtuig zou van de grond komen zonder dit systeem, en GreenGridz is volgens dit principe ontworpen.
GreenGridz bevat geen toegevoegde formaldehyde en andere gifhoudende binders en lijmen. Dit heeft grote impact niet alleen op werknemers in de maakindustrie, maar ook op gebruikers van de producten. Er vindt geen uitwaseming van giftige dampen meer plaats. Ook bij hergebruik van de grondstoffen is dit dus geen gevaar waar rekening mee hoeft te worden gehouden.
Een steeds vaker gehoord motief om met GreenGridz panelen en werkbladen in kantooromgevingen te werken is het beter kunnen voldoen aan de SDG’s van de Verenigde Naties. Met name de Rijksoverheid maar ook provincies, gemeenten en veel andere organisaties beginnen deze 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen steeds meer als leidraad te voeren voor hun beleid.
Met de stijging van het aantal mensen op aarde en de toenemende behoefte aan materialen zijn we het verplicht aan de volgende generatie om ons af te vragen niet óf we beginnen maar wanneer met gebruik van andere materialen. Het zal duidelijk zijn dat we het verloop van toenemend grondstofgebruik tot nu toe niet kunnen herhalen in de komende 30 jaar. Een fundamentele vraag zou kunnen zijn: moeten we materiaalgebruik en consumptie gaan begrenzen. Indien ja, hoe moeten we dat dan doen? Smil’s eerder aangehaalde boek stamt weliswaar uit 2014 maar heeft niets aan belang ingeboet.
Deze vraag kan alleen worden beantwoord als we naar het onweerlegbare bewijs kijken dat vermindering en hergebruik van materialen noodzakelijk is. Er is namelijk niet alleen een eind aan de beschikbaarheid, ook CO2-reductie is als nooit tevoren cruciaal. De kansen voor gebruik van nieuwe materialen en de manier waarop deze worden ingezet zijn bemoedigend.
De kans wordt echter steeds kleiner dat (wereld)leiders van grote economieën hun onderdanen minder gaan beloven, of tenminste niet minder dan ze al hebben. Smil stipt hierbij nog aan dat de kracht van consumentisme en bezit en eigendom als verslavend en compulsief gedrag kan worden gezien en dus niet kan worden onderschat.
Onze enige kans lijkt dat grote groepen goed geïnformeerde individuen voor hun belang gaan opkomen. En zo gezamenlijk de oude paradigma’s van de behoudende gevestigde orde ondermijnen en op deze manier anders met materiaalkeuze om te gaan. Dat zou een goede start en invulling zijn van menselijke aanpassing en vindingrijkheid.